Een korte samenvatting van het Pauselijke document: De ontvanger is in 1905 onderscheiden in de orde van Sint Gregorius de Grote, en begiftigd met het grootkruis van deze heilige paus (begin 20e eeuw was...
Een korte samenvatting van het Pauselijke document:
De ontvanger is in 1905 onderscheiden in de orde van Sint Gregorius de Grote, en begiftigd met het grootkruis van deze heilige paus (begin 20e eeuw was Gregorius de Grote een heel behoorlijke). Er staat uiteengezet dat je deze orde in verschillende gradaties kon krijgen: Grootkruis eerste klas, tweede klas, enz. Er staat niet bij welke klasse de ontvanger kreeg. Het eerste deel is een afschrift van een besluit uit 1837, waarin Cardinaal Bernetti de indeling bekrachtigt, die in het volgende stuk van Kardinaal Albano afkomt. Dan komt pas de officiele verklaring door kardinaal Macchi uit 1905. Macchi is het hoofd van het bureau dat deze pauselijke orde, voor de paus van die dagen, Pius X, onder zijn hoede heeft. Gregorius is dan al lang dood, de orde is naar hem genoemd.
Tot zover was het allemaal in het latijn, op p. 11 gaan we over op het Italiaans. Bernetti legt nu uit hoe de eretekenen er uit zien voor de verschillende klassen, wat voor zwaard, en wat voor uniform de nieuwbakken ridder mag dragen. Het lint bijvoorbeeld moet van roze zijde zijn, met een gele rand aan weerszijden. Het lijkt me niet nodig dat allemaal te vertalen, want op de illustraties na p. 16 staat dat alles op de plaatjes. Op p. 13 komt Albani weer die betoogt dat het instellen van deze ridderschap tot doel had deugdzaamheid en geloofsijver te bevorderen. De aantallen van de verschillende klassen worden tot een maximum beperkt. Grootkruis-Cavalieri (Ridders) mogen er op de hele wereld maar 30 zijn, commandeurs 60, en van gewone ridders mogen er maximaal 300 zijn. Op p. 16 staat pas beschreven dat de ontvanger zich een gewone riddermag noemen; zijn uniformvoorschriften worden op 7 februari 1905 beschreven.
(N.B. Dit betekent niet noodzakelijk dat de orde ook in 1905 is uitgereikt. Dit waren denk ik de laatste beschikkigen op het moment waarop de ontvanger de orde ontving. Men moet het belang ook niet onderschatten. De ontvanger moet een behoorlijk aantal jaren aan liefdadigheid en goede werken voor de Kerk gedaan hebben, bijvoorbeeld door giften.)